Voorbeeldpagina's werkboek 1 havo van Management & Organisatie in Balans, 7e editie.
HAVO WERKBOEK 1
Management
& Organisatie
in Balans
Sarina van Vlimmeren Wim de Reuver Tom van Vlimmeren
Vormgeving en lay-out Boekverzorging:
Zefier Tekstverwerking, Breda
Ontwerp omslag: Marc Heijmans, Breda Ontwerp binnenwerk: Marc Heijmans, Breda Omslagbeeld: Thinkstockphotos
Contactgegevens uitgever Uitgeverij Van Vlimmeren B.V.
Sint Josephsstraat 13 4702 CT Roosendaal Tel: 0165 – 54 88 24 Fax: 0165 – 54 88 23
info@uitgeverijvanvlimmeren.nl www.uitgeverijvanvlimmeren.nl
Methodesite 7e druk www.managementenorganisatieinbalans.nl
NUR 162 ISBN 978 94 91653 20 9 Zevende druk, eerste oplage
© 2014 Uitgeverij Van Vlimmeren B.V., Roosendaal, Nederland.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomati- seerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke uitdrukkelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Re- prorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever en tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Repro- ductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl) te wenden.
Veel meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs vindt u op www.auteursrechtenonderwijs.nl.
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval or database system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
Voorwoord
Voorwoord
Dit werkboek sluit aan bij Management & Organisatie in Balans havo theorieboek 1.
Elk hoofdstuk in het werkboek bestaat uit opgaven en een proefwerktraining. De opgaven volgen de volgorde van het boek. Achter het opgavenummer staat het paragraafnummer vermeld.
Er zijn drie soorten opgaven: • opgaven met alleen een nummer: deze hebben uitsluitend betrekking op de in de bijbeho- rende paragraaf behandelde stof; • opgaven met een nummer en achter het nummer een *: deze opgaven hebben zowel betrek- king op de stof in de bijbehorende paragraaf als op de stof in de paragrafen van hetzelfde hoofdstuk daarvoor; • opgaven met een nummer en achter het nummer twee **: deze opgaven hebben zowel be- trekking op de stof in het bijbehorende hoofdstuk als op de stof in eerdere hoofdstukken.
Regelmatig kom je een zin tegen waarin je een begrip moet omcirkelen of doorhalen. Deze staan vet gedrukt.
De antwoorden bij de opgaven vind je in Management & Organisatie in Balans havo antwoor- denboek 1.
Ieder hoofdstuk eindigt met een proefwerktraining. Die kun je gebruiken om te controleren of je de stof van dat hoofdstuk beheerst. Je docent beschikt over de antwoorden van deze proefwerk- training.
Winter 2013/2014 Sarina van Vlimmeren
Wim de Reuver Tom van Vlimmeren
Management & Organisatie In Balans
3
Inhoudsopgave
Algemeen
Domein A Basisvaardigheden
7
Domein B Organisatie
41
1
Management en organisatie
7
4
Organisaties en besluitvorming
41
Opgaven
7
Opgaven
41 46
Proefwerktraining
11
Proefwerktraining
2
Basisrekenvaardigheden
13
5
Leiderschap
49
Opgaven
13 21
Opgaven
49 54
Proefwerktraining
Proefwerktraining
3
Balans en winst-en-verliesrekening
23
6
Communicatieproces
57
Opgaven
23 36
Opgaven
57 60
Proefwerktraining
Proefwerktraining
7
Communicatievormen
63
Opgaven
63 69
Proefwerktraining
8
Personeelsbeleid
72
Opgaven
72 80
Proefwerktraining
Uitgeverij Van Vlimmeren BV
4
Inhoudsopgave
Domein C Financiering
83
Domein D Marketing
149
9
Enkelvoudige en samengestelde interest
83
15 Marketing
149
Opgaven
83 90
Opgaven
149 156
Proefwerktraining
Proefwerktraining
10
Rechtsvormen
93
16
Product en prijs
159
Opgaven
93
Opgaven
159 168
Proefwerktraining
100
Proefwerktraining
11
Eigen vermogen
103
17
Distrubutie
170
Opgaven
103 114
Opgaven
170 174
Proefwerktraining
Proefwerktraining
12
Vreemd vermogen op lange termijn
117
18
Communicatiebeleid
176
Opgaven
117 124
Opgaven
176 186
Proefwerktraining
Proefwerktraining
13
Vreemd vermogen op korte termijn
127
19
E-business
189
Opgaven
127 133
Opgaven
189 193
Proefwerktraining
Proefwerktraining
14
Vermogensmarkt
136
Opgaven
136 145
Proefwerktraining
Management & Organisatie In Balans
5
Domein E Financieel beleid
195
20 Algemeen
Voorraadregistratie en -waardering
195
Opgaven
195 204
Proefwerktraining
21
Kosten van duurzame productiemiddelen
207
Opgaven
207 216
Proefwerktraining
22
Brutowinstopslagmethode
219
Opgaven
219 229
Proefwerktraining
23
Nettowinstopslagmethode
232
Opgaven
232 245
Proefwerktraining
24
Break-evenanalyse
247
Opgaven
247 269
Proefwerktraining
Uitgeverij Van Vlimmeren BV
6
Hoofdstuk 1 Management en organisatie
Hoofdstuk 1 Management en organisatie
Opgaven
Opgave 1.1 (§ 1.1) a Een organisatie is .........................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
b Het verschil tussen een commerciële organisatie en een niet-commerciële organisatie is ............................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
c Twee andere namen voor een commerciële organisatie zijn ..........................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 1.2 (§ 1.1) Janneke Maassen zit in de vijfde klas van het Theresiacollege. Janneke is lid van de zwemvereniging De Ge- vleugelde Vis. In de vakanties werkt ze als verpakkingsmedewerkster bij Meadfaco BV. Door de week werkt ze op woensdag- en donderdagavond als caissière bij de Jumbo. Van haar inkomsten heeft ze een mp3-speler van Samsung gekocht. Op zaterdag rijdt ze bij manege Verkloos BV als vrijwilligster paard met een aantal ge- handicapten van de inrichting Het Manenbos. Ze gaat één keer per jaar met haar ouders mee op vakantie. Elk jaar vliegen ze dan met Transavia naar een andere bestemming.
Gevraagd Commerciële organisaties in deze tekst zijn:
Niet-commerciële organisaties in deze tekst zijn:
....................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................
Opgave 1.3 (§ 1.1) a Een kenmerk van een rechtspersoon is ...............................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
b Commerciële organisaties kunnen als rechtsvormen hebben .....................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
c Een kenmerk van de eenmanszaak is .....................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
d Een vennootschap onder firma is ................................................................................................................................................................................................
SE
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Management & Organisatie in Balans
7
c Uit welke onderdelen bestaat het besluitvormingsproces?
Domein B Organisatie
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
d Consensus is ....................................................................................................................................................................................................................................................
Voor de volgende vragen moet je achter de uitspraak het soort besluitvormingsregel zetten.
e Binnen een VOF kan iedere vennoot belangrijke besluiten tegenhouden. .....................................................................................
f Binnen de projectgroep van Murad worden alle besluiten democratisch
genomen.
.....................................................................................
g Medewerkers van Schebber BV klagen dat de directrice alle besluiten
alleen neemt.
.....................................................................................
h Bij de belangrijke vergadering over de toekomst van Eber Capital BV zijn
maar vier van de tien bestuurders aanwezig. Deze vier bestuurders
nemen alle besluiten.
.....................................................................................
SE
Uitgeverij Van Vlimmeren BV
48
Hoofdstuk 5 Leiderschap
Hoofdstuk 5 Leiderschap
Opgaven
Opgave 5.1 (§ 5.1) a Omspanningsvermogen is ................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
b Een stafafdeling vergroot het omspanningsvermogen van de manager omdat .......................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
c Buiten het creëren van een staf, zijn twee andere mogelijkheden waarmee het omspanningsvermogen
van de manager groter wordt: ......................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 5.2 (§ 5.1) Een commercieel directeur van een automatiseringsbedrijf geeft rechtstreeks leiding aan zes medewerkers, die op hun beurt ieder vijf werknemers aansturen.
Gevraagd a De spanwijdte van de commercieel directeur is .........................................................................................................................................................
b Het nadeel van een te grote spanwijdte is ........................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 5.3 (§ 5.2) a Twee kenmerken bij het mensbeeld volgens McGregor in de X-theorie zijn ................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
b De manager is volgens deze theorie leidend/begeleidend bezig omdat ...........................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
c Wat wil het zeggen dat deze theorie als een ‘self-fulfilling prophecy’ werkt?
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 5.4 (§ 5.2) Bekijk de afbeelding in paragraaf 5.2 van je boek.
Gevraagd
Dit is wel/geen voorbeeld van het ideaalbeeld van een manager die overtuigd is van theorie X, omdat .................
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................
SE
Management & Organisatie in Balans
49
d Stel een nieuwe balans samen, waarin de hiervoor gegeven mutaties zijn verwerkt.
Terreinen Domein C Financiering Inventaris Goederen ING Bank
Balans na uitvoering van b en c
Maatschappelijk aandelenkapitaal
4.500.000
€
.....................................
Gebouwen
Aandelen in portefeuille
.....................................
.....................................
Transportmiddelen
Geplaatst aandelenkapitaal
.....................................
.....................................
200.000 Agioreserve
€
.....................................
1.300.000 Algemene reserve
1.200.000
€
€
Debiteuren
500.000 Herwaarderingsreserve
€
.....................................
150.000 Onderhandse lening
1.100.000
€
€
Triodos Bank
Crediteuren
300.000
€
.....................................
Kas
50.000
€
.....................................
.....................................
e Bereken uit de nieuwe balans opnieuw de intrinsieke waarde van een aandeel.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 11.19 (§ 11.6) Parle NV heeft een geplaatst aandelenkapitaal van € 4.000.000. Alle aandelen zijn € 25 nominaal. Op 31 mei 2014 is van de bankrekening afgeschreven: • dividend € 272.000; • dividendbelasting € 48.000.
Gevraagd Het dividendpercentage is .............................................................................................................................................................................................................................
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 11.20 (§ 11.6) Baalen NV heeft een maatschappelijk aandelenkapitaal van € 10.000.000, verdeeld in aandelen van € 20 no- minaal. In portefeuille bevinden zich nog 100.000 aandelen. Over 2014 is een winst behaald van € 3.000.000. De nv keert over 2014 14% cashdividend uit. De dividendbelasting is 15% Gevraagd a Bereken het bedrag dat de nv zal uitbetalen om aan haar dividendverplichting te voldoen. Aan wie betaalt ze dat?
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Kees Franssen heeft 200 aandelen Baalen NV.
b Kees ontvangt .................................................................................................................................................................................................................................................
CE
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Uitgeverij Van Vlimmeren BV
110
Opgave 11.21 (§ 11.6) Selma Terhorst bezit 10.000 aandelen van € 2 nominaal van Kleurop NV. Kleurop NV stelt 8% dividend ter be- schikking, waarvan 5% stockdividend en 3% cashdividend. De beurskoers van de aandelen is op het moment dat het dividend wordt gedeclareerd € 6,50.
Hoofdstuk 11 Eigen vermogen
Gevraagd a Het aantal aandelen dat Selma Terhorst ontvangt, is ............................................................................................................................................
b Bereken het bedrag dat Selma daarnaast in contanten ontvangt.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
c Bereken de waarde van het stockdividend voor Selma.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
d Geef een reden waarom 5% stockdividend meestal meer waard is dan 5% cashdividend.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 11.22 (§ 11.6) Wim Klein ontvangt op zijn bankrekening € 2.040 aan dividend over zijn 300 aandelen met een nominale waarde van € 25 per stuk. Op het moment dat het dividend wordt uitgekeerd, is de koerswaarde € 122,60.
Gevraagd Bereken het dividendpercentage.
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................
CE
Management & Organisatie in Balans
111
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Domein D Marketing
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 15.14 (§ 15.6) Gevraagd a De overheid hoeft weinig aan marketing te doen omdat ..................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
b Scholen doen wel aan marketing omdat ............................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 15.15 (§ 15.6) Geef van de volgende organisaties aan tot welke categorie niet-commerciële organisaties zij behoren.
a de Consumentenbond: ..........................................................................................................................................................................................................................
b een waterschap: ...........................................................................................................................................................................................................................................
c een peuterspeelzaal: ................................................................................................................................................................................................................................
d Amnesty International: ..........................................................................................................................................................................................................................
e Artsen zonder Grenzen: ........................................................................................................................................................................................................................
f Koninklijk Nederlands Watersport Verbond: ...................................................................................................................................................................
g een school voor hoger beroepsonderwijs: .......................................................................................................................................................................
h een provinciaal energiebedrijf: .....................................................................................................................................................................................................
Aanwijzingen
• Herhaal eventueel de begrippenlijst uit je theorieboek of lees de samenvatting. • De samenvatting kun je downloaden van www.managementenorganisatieinbalans.nl. • Maak daarna de proefwerktraining.
Proefwerktraining
Opgave 1 In 2014 is de omzet van speelgoedwinkelketen Hiawatta in Nederland € 4.500.000. Daarmee is in 2014 haar in omzet gemeten marktaandeel 15% in Nederland. De totale omzet op de Nederlandse speelgoedmarkt groeit in 2015 ten opzichte van 2014 naar verwachting met 20%. Voor 2015 streeft Hiawatta naar een Nederlands marktaandeel van 18%.
Gevraagd a De totale omzet op de Nederlandse speelgoedmarkt over 2014 is ..........................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
SE
Uitgeverij Van Vlimmeren BV
156
b Bereken met hoeveel procent de omzet van Hiawatta in het jaar 2015 ten opzichte van 2014 moet toenemen om de doelstelling van een marktaandeel van 18% te bereiken.
Hoofdstuk 15 Marketing
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
De marketingafdeling van Hiawatta denkt dat om in 2015 het marktaandeel van 18% te behalen het algemene brutowinstopslagpercentage dat in 2014 30% van de inkoopprijs was, verlaagd moet worden tot 25% van de inkoopprijs. De inkoopprijzen van het speelgoed veranderen in 2015 niet ten opzichte van 2014. In 2014 verkocht Hiawatta het populaire artikel Kirk (een pratend paardje) voor € 45,50 per stuk. c Bereken hoeveel stuks Kirk Hiawatta in 2015 na prijsverlaging moet verkopen om op dit artikel een bruto- winst van € 175.000 te realiseren.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
......................................................................................................................................................................................................................................................................................... ( havo, gewijzigd )
Opgave 2 Ferrari wordt weer exclusief
De CEO van Ferrari, Luca di Montezemolo, wil dat Ferrari minder auto’s gaat produceren om de exclusiviteit te waarborgen. Kent u het probleem dat de buurman precies dezelfde Ferrari op de oprit heeft staan? Gelukkig heeft Ferrari daar iets op gevonden, de Italiaanse sportwagenfabrikant wil namelijk minder auto’s gaan bouwen. Volgens di Montezemolo is de exclusiviteit essentieel voor Ferrari, en zijn stijgende verkopen dus niet per se gunstig voor het bedrijf. ( Quote, gewijzigd )
Gevraagd a Ferrari richt zich op de marketingdoelstelling ...............................................................................................................................................................
b Deze marketingdoelstelling is voor Ferrari belangrijk omdat ........................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
c Door te focussen op exclusiviteit blijft een Ferrari ook voor rijke mensen een ...................................................... good.
d Ferrari is een ..................................................... merk.
Opgave 3 a Er zijn de volgende productindelingen: ...............................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
b Drie soorten aankoopgedrag zijn ...............................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
SE
Management & Organisatie in Balans
157
5 het gerealiseerde bruto-omzetresultaat.
Domein E Financieel beleid
.............................................................................................................................................................................................................................................................................
.............................................................................................................................................................................................................................................................................
.............................................................................................................................................................................................................................................................................
b Bereken de waarde van de voorraad op 30 september 2014.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Opgave 20.11** (§ 20.4) Haasnoot BV heeft onder andere product Cardy in voorraad. Haasnoot BV gebruikt als methode van voorraad- registratie het fifo-systeem. Van product Cardy is op 1 mei 2014 gegeven. 200 stuks in voorraad: 120 stuks ingekocht op 11 april à € 2,10 per stuk; 80 stuks ingekocht op 23 april à € 2,20 per stuk.
In mei 2014 zijn de volgende in- en verkopen van Cardy geregistreerd. 4 mei
Ingekocht en ontvangen: 50 stuks à € 2,25 per stuk. Verkocht en afgeleverd: 210 stuks à € 3 per stuk. Verkocht en afgeleverd: 20 stuks à € 3,25 per stuk.
10 mei 29 mei
Gevraagd a De inkoopwaarde van de omzet voor Cardy in mei 2014 is ............................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
b De bijdrage van Cardy aan de gerealiseerde brutowinst over mei 2014 is .....................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
c Zou de gerealiseerde brutowinst van Haasnoot BV bij gebruik van het lifo-systeem in mei 2014 hoger, lager of gelijk zijn, in vergelijking met het fifo-systeem? Verklaar het antwoord zonder berekening.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
......................................................................................................................................................................................................................................................................................... ( havo, bewerkt )
Opgave 20.12** (§ 20.4) In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.
Annet de Haas heeft in Maastricht een groothandel in hondenbrokken die verpakt zijn in zakken van 100 kg (bestaande uit 10 kleinverpakkingen). Als gevolg van de toegenomen concurrentie verlaagt zij vanaf 15 februari 2014 de verkoopprijzen van de hondenbrokken.
CE
Uitgeverij Van Vlimmeren BV
202
Over februari 2014 zijn de volgende gegevens bekend. • De magazijnvoorraad op 1 februari is 70 zakken (van 100 kg). De inkoopprijs hiervan is € 160 per zak. Op 1 februari zijn er geen zakken in bestelling.
Hoofdstuk 20 Voorraadregistratie en -waardering
• Verkopen worden direct afgeleverd aan de klant. Inkopen worden 1 week na bestelling ontvangen. • Onderstaande inkopen en verkopen:
Datum
inkoop aantal verkoop inkoopprijs verkoopprijs zakken van aantal in € per zak in € per zak 100 kg zakken van 100 kg 100 kg 100 kg
0 3 februari 0 5 februari 14 februari 25 februari 27 februari
20
350
40
140
80
350
50
130
10
300
Gevraagd a De technische voorraad in aantallen zakken (van 100 kg) hondenbrokken op 28 februari 2014 is
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
b Wijkt de economische voorraad in zakken (van 100 kg) af van de technische voorraad in aantallen zakken (van 100 kg) op 28 februari 2014? Motiveer het antwoord zonder berekening van de economische voorraad.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
De brutowinst die Annet behaalt met de verkoop van 14 februari 2014 is € 15.800. c Maakt Annet bij haar voorraadadministratie in februari 2014 gebruik van de FIFO- of van de LIFO-methode? Licht het antwoord toe met een berekening.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
Inkopen en verkopen door Annet hebben gevolgen voor de balans van de groothandel. d Welk gevolg heeft de verkoop van 27 februari voor het balanstotaal van de groothandel van Annet de Haas? Motiveer het antwoord met behulp van het noemen van balansposten zonder een berekening te maken.
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
.........................................................................................................................................................................................................................................................................................
......................................................................................................................................................................................................................................................................................... ( havo, bewerkt )
CE
Management & Organisatie in Balans
203
Made with FlippingBook