Voorbeeldpagina's theorieboek 2 vwo van Management & Organisatie in Balans, 7e editie.
b REV
vb = € 1.000.000/ € 5.000.000 100% = 20% .
c Het hefboomeffect = REV vb
– RTV = 20% – 12% = 8% .
Hoofdstuk 46 Rendementskengetallen
d De interestmarge = RTV – IVV = 12% – 8% = 4% .
e De hefboomfactor = VV/EV = € 10.000.000/ € 5.000.000 = 2 .
VV EV
10 5
f De hefboomformule: REV vb
= RTV + (RTV – IVV)
= 12% + 4%
= 12% + 8% = 20% .
Grafisch kunnen we dit voorbeeld als volgt weergeven. Ook nu zijn de oppervlaktes van de donker gekleurde vlakken aan elkaar gelijk.
REV
= 20%
vb
8%
RTV = 12%
4%
IVV = 8%
12%
8%
Vreemd vermogen
: : :
Eigen vermogen
€ 10.000.000
€ 5.000.000
2
1
Gunstig hefboomeffect waarbij VV > EV
Als een onderneming winst op het vreemd vermogen maakt (als RTV groter is dan IVV, dus bij een positief hefboomeffect), neemt de winst die een onderneming op het vreemd vermogen maakt toe naarmate de verhouding VV/EV groter is. Maar het is niet zo dat het in het belang van de onderneming is om zo veel mogelijk gebruik te maken van vreemd vermogen: • de winst kan lager zijn dan verwacht, terwijl de verplichtingen aan de verschaffers van het vreemd vermogen (interest en aflossing) altijd nagekomen moeten worden. Een gevolg kan zijn een ongunstig hefboomeffect en een nadelig effect op de liquiditeit; • voor het verkrijgen van een nieuwe lening stelt de bank nogal eens een solvabiliteitseis waarbij het vreemd vermogen niet te groot mag zijn ten opzichte van het eigen vermogen. Als de ver- houding VV/EV te groot is, kan een bank weigeren een lening te verstrekken; • vaak eisen de verschaffers van vreemd vermogen een hogere interestvergoeding naarmate de verhouding VV/EV hoger is.
Maak de opgaven 46.5 t/m 46.7.
CE
Management & Organisatie in Balans
261
Made with FlippingBook